Bij het leggen van
dakpannen
langs een
kilgoot,
ontstaat een probleem: aan de kant van die goot steekt van iedere pan een driehoekig stuk uit.
Dat is zo omdat de kil het
dakschild
schuin afsnijdt.
Soms is het een klein stuk pan, dat kan blijven zitten, maar vaak is het te groot en moet het er af.
Dat gaat het makkelijkst door de dakpannen ter plaatse bij te hakken. De pan is dan 'behakt'.
Een zelfde probleem doet zich voor bij de
hoekkeper,
ook hier moet een stukje van de pannen afgekapt worden.
Maar omdat het in dit geval om de bovenkant van de pan gaat,
ontstaat er een probleem wanneer
dat driehoekige stukje het
neusje
bevat: de pan hangt dan niet meer aan de
panlat.
De behakte pan wordt dan met een
panhaak
opgehangen aan de panlat. Wanneer de
vorstpannen,
die de geschonden pannen deels met de mantel der liefde bedekken, met
specie vastgezet zijn, helpt deze laatste ook bij het op zijn plek houden van de behakte pannen.
Sinds dakpannen machinaal vervaardigd worden, zijn allerlei speciale vormen vanuit de fabriek leverbaar.
Maar omdat de hoek tussen het dakschild en de kilgoot of hoekkeper steeds weer iets anders is,
heeft het geen zin daarvoor speciale pannen te bakken.
Dakpannen die behakt zijn voor de kilgoot of hoekkeper worden
'
aanhoekers'
genoemd.
Pannen kunnen ook voor andere moeilijke plekken op het dak behakt worden.
Het weghalen van een klein hoekje van oud-Hollandse pannen noemen we
'
afsnuiten'.
Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders